Er was eens, langgeleden, een dorpje ver hiervandaan, waar de mensen voor al hun handelingen goederen tegen elkaar ruilden. Op elke marktdag liepen de mensen rond met kippen, eieren, hammen en broden, en gingen langdurige onderhandelingen met elkaar aan om te ruilen wat zij nodig hadden.
Op belangrijke momenten in het jaar, bijvoorbeeld in de oogsttijd of als aan iemands schuur na een storm grote reparaties gepleegd moesten worden, herinnerden de mens en zich de traditie om elkaar te helpen, zoals ze dat zelf ooit geleerd hadden. Zij wisten dat anderen hen, als ze eens een probleem zouden hebben, op hun beurt zouden helpen.
Op een zekere marktdag kwam er een vreemdeling met glimmende zwarte schoenen aan en een elegante witte hoed op voorbij en hij bekeek het hele gedoe met een sardonische glimlach. Toen hij een boer zag rondrennen om de zes kippen te vangen die hij wilde ruilen tegen een grote ham, kon hij niet nalaten te lachen, “Arme mensen,” zei hij, “wat doen jullie primitief.”
De vrouw van de boer hoorde dat en daagde de vreemdeling uit. “Denk jij dat iij die kippen op een betere manier kunt vangen?” “De kippen niet,”, antwoordde de vreemdeling, “maar er is een betere manier om al die moeite te voorkomen.” “Oh ja, hoe dan?” vroeg de vrouw.
“Zie je die boom daar?” zei de vreemdeling, “Welnu, daar zal ik wachten tot een van jullie mij een grote koeienhuid brengt. Laat dan alle gezinnen bij mij komen, Ik zal de betere manier uitleggen.”
En zo gebeurde. Hij nam de koeienhuid, sneed daar perfecte cirkels uit en drukte een fijn uitgewerkt en gracieus stempeltje op elk schijfje. Toen gaf hij elk gezin tien schijfjes en legde uit dat elk schijfje de waarde van een kip voorstelde.
“Nu kunnen jullie met de schijfjes gaan handelen in plaats van met die onhandelbare kippen,” legde hij uit. Dat klonk verstandig. ledereen was onder de indruk van de man met de glimmende schoenen en de ontzag inboezemende hoed.
“O, tussen haakjes,” voegde hij daaraan toe toen elk gezin zijn tien schijfjes had gekregen, “over een jaar kom ik terug en zit ik weer hier onder deze boom. Ik wil dat ieder van jullie mij dan elf schijfjes geven.” Dat elfde schijfje is een bewijs van waarderlng voor de technologische verbetering die ik zojuist in jullie leven heb mogelijk gemaakt.”
“Maar waar moet dat elfde schijfje vandaan komen?” vroeg de boer met de zes kippen. “Dat zul je wel merken,” zei de man met een geruststellend lachje.
Ais we aannemen dat de bevolking en de jaarlijkse productie in dat jaar precies gelijk blijven, wat denkt u dan dat er moest gebeuren? Denk erom, het elfde schijfje was nooit gemaakt. Uiteindelijk moest dus één op elke elf gezinnen al zijn schijfjes verliezen, zelfs als iedereen zijn zaken goed voor elkaar had, opdat tien andere gezinnen over een elfde schijfje konden beschikken.
Toen nu een storm het gewas van een van de gezinnen bedreigde, werden de mensen minder scheutig met hun tijd om de oogst binnen te halen vóór de rampspoed zou toeslaan.
Weliswaar was het veel handiger om op de marktdag de schijfjes te ruilen in plaats van de kippen, maar het nieuwe spel had ook als onbedoeld neveneffect dat de spontane samenwerking die in dat dorp traditioneel was, actief ontmoedigd werd. In plaats daarvan leidde het nieuwe geldspel tot een ”systematische ondertoon van concurrentie tussen alle deelnemers.
Bron: Het geld van de toekomst, Bernard Lietaer, pagina 75.